Neutronensterren en overgrootmoeders, goud en oud.

In het Wereldmuseum Leiden struin ik door de tentoonstelling ‘In de ban van Goud’. Na de roof van de gouden helm van Coțofenești uit het Drents Museum afgelopen maand, besef ik me des te meer welke bijzondere aantrekkingskracht goud heeft. Het edelmetaal heeft de afgelopen dagen de hoogste prijs ooit bereikt, meldt het nieuws. Niet door de diefstal, maar door de zorgen over de stabiliteit in de wereld.
Achter de dikke muren van het museum lijkt die echte wereld – met bizarre acties van een narcistische huisjesmelker en een labiele autoverkoper – nu even ver weg.

De tentoonstelling begint met een ruimtereis: op vier muren worden sterrenstelsels geprojecteerd. Binnen een paar minuten begrijp ik het verband tussen het goud om je vinger, de goudaders in de aardbol en de gouddeeltjes die vrijkomen bij de enorme explosie van twee samensmeltende neutronensterren. Knap gedaan.

Dat de goudkoorts van alle tijden is, zie ik terug in de rest van de tentoonstelling. Objecten uit onder andere de eigen collectie van het museum worden afgewisseld met hedendaagse kunstwerken, objecten en andere presentaties. Zo loop ik langs de kroon van Willem I, prachtige Buddha-beeldjes en alchemistische boeken en gebruiksvoorwerpen. De houtskool-tekenanimaties van de Zuid-Afrikaanse kunstenaar William Kentridge trekken ook mijn aandacht. In de expressieve zwart-witbeelden is geen goud te zien, maar wél hoe het wordt gedolven en hoe de mijnwerkers daarbij worden uitgebuit.

Via een hoek waar filmfragmenten worden vertoond en het kunstwerk The Mining of the Natural Resources II van Koen Theys – een installatie die eruitziet als een echte piratenschat – loop ik door naar de laatste zalen van de tentoonstelling. Hier bevindt zich onder andere The Death of James Lee Byars, een exacte reconstructie van een kamer die volledig is bekleed met gouden vellen. In 1994 gebruikte de kunstenaar deze ruimte voor een performance waarin hij zijn naderende dood verwerkte tot kunst.

Aan het einde van de tentoonstelling, bij een vitrine met gouden sieraden, zie ik naast een Walcherse dop-ring en oorringen ook oorijzers. ‘Krullen’ worden ze in Zeeland genoemd. Ik woon al sinds mijn studietijd in Rotterdam, maar ben geboren en opgegroeid op Walcheren. De krullen brengen me even terug naar mijn jeugd in de jaren ’80, en vooral naar mijn twee overgrootmoeders. Zij gingen beiden nog in Zeeuwse klederdracht gekleed en droegen soortgelijke krullen om de kanten muts op zijn plek te houden. Het was al bijzonder om nog twee overgrootmoeders te hebben, maar helemaal dat ze nog ‘in dracht’ liepen.

De ene woonde in een vrij modern huis in Vlissingen, maar de andere in een boerderijachtig huis in Westkapelle. Daar leek de tijd stil te staan. We bezochten haar regelmatig op zondagmiddag. Soms met enige tegenzin, omdat ik dan mijn MSX-computer, Playmobil of tekening moest achterlaten. Meestal was er meer familie en de volwassenen dronken koffie aan een tafel met een dik tafelkleed, dat in mijn herinnering zo’n beetje de hele woonkamer vulde. Ik ging op ontdekkingstocht door het huis. Via de gang met granieten vloer naar de keuken, waar een koffiemolen hing waar ik stiekem aan draaide tot er geurende restjes koffiepoeder naar beneden dwarrelden. En naar de koele, donkere bijkeuken waar gekookt werd op petroleumstelletjes en waar het eigenaardig rook. Vanuit de bijkeuken kon je naar buiten, naar het achterplaatsje. Hier bevond zich het voor mij meest tot de verbeelding sprekende onderdeel van het huis: het varkenshok. Helaas toen al zonder varken. Maar het idee dat je gewoon een varken als huisdier kon hebben, vond ik wonderbaarlijk.

Mijn overgrootoma’s leven al heel lang niet meer. Het is dan ook extra bijzonder om door een voorwerp in een vitrine in een museum in Leiden weer even meegenomen te worden terug in de tijd.

Na de tentoonstelling bezoek ik ook nog alle andere zalen van het museum, want de vaste collectie is zeker de moeite waard. Voordat ik weer naar buiten ga, blijf ik nog even hangen in de Buddha-zaal, waar ik op een van de grote banken ga zitten voor een schets van de Ichiji Kinrin, de kosmische Buddha van het Gouden Wiel.

Mijn bezoek aan Leiden sluit ik af met de tentoonstelling Vormen en formaten – De vele gedaantes van de Japanse prent in het Japanmuseum SieboldHuis. Ook een aanrader.


Handige linkjes bij deze post:

Wereldmuseum Leiden

Roof Drentsmuseum

William Kentridge

Koen Theys


James Lee Byars

Japanmuseum Sieboldhuis


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *